(Basilicata-Sicilie, km 68505. Gaan we hier wonen: misschien, misschien, misschien…).
Het boerderijtje – in de vergeten provincie Basilicata, vlak onder Napels- was oud en niet bepaald charmant. Maar er was dat uitzicht: eindeloos glooiende heuvels in het gouden licht. Zevenduizend vierkante meter grond erbij, met olijfbomen, perenbomen, sinaasappels, druiven. Op de plek van het kippenhok zou je een geweldig schrijfhuis kunnen maken, net als Roald Dahl altijd had, en daarboven een zwembad, middenin de oude molensteen.
En dat alles voor de prijs waar je in Nederland net een garage voor kan kopen. Dat betekent dat we meer dan genoeg geld zouden hebben om alles mooi op te knappen en dan nog overhouden om lang en veel te reizen. En o ja, tien minuten verder was een vriendelijk stadje met scholen in alle soorten en maten. Terwijl Napels toch maar twee uur rijden was, met de auto of de trein. De meiden hingen meteen in de oude kersenboom en Ilco scharrelde rond over het erf alsof hij er al maanden woonde. We keken elkaar aan over het hoofd van de oude boer. Zouden we dan, zomaar ineens, ons nieuwe huis gevonden hebben?
Categorie: Afrikareis
Circus Spumante in the spotligthts
(Pompei, km 66305. Gaan we hier wonen: nee).
Was het de maan, die vanavond zo prachtig vol was? Nee, toch een schijnwerper. Van de carabinieri nog wel.
De meisjes trippelden enthousiast uit hun tent, blote voetjes in het natte gras. Spannend, politie!
‘Het spijt ons, maar de eigenaars van dit stukje land hebben gebeld.
Er zouden zigeuners op hun terrein zitten, die grote vuren stookten…’
‘Circus Spumante,’ knikte Ilco binnensmonds.
Onze uitleg dat we voor een nachtje kamperen toestemming hadden gekregen van de eigenaar, leidde alleen maar tot nog meer consternatie van de inmiddels ook toegesnelde eigenaar. ‘En hoeveel heb je daarvoor moeten betalen?’
De politie suste: ‘Het zijn maar Nederlanders. En ze hebben drie mooie dochtertjes…’ Maar de eigenaar en zijn vrouw bleken onvermurwbaar. Een stuk of vijftig telefoontjes en een vage confrontatie met een nep-eigenaar later (allemaal onder die volle maan) werden we door de politie naar een ander terrein gebracht. ‘Deze eigenaar is op de hoogte en je kunt morgen ontbijten bij zijn barretje.’ Boven de deur wapperde uitnodigend de Albanese vlag.
Circus Spumante
(Lecce, km 66255. Gaan we hier wonen: nee, te ver).
Reizen is niet hetzelfde als op vakantie zijn. Het vereist moed om een prettig huisje op te geven en te kamperen als alle campings dicht zijn. In Afrika konden we leven als vorsten. Alles wat we wilden, konden we kopen, als we uit eten wilden, deden we dat. Alleen, er was niet zoveel om te kopen en de restaurantjes waren vaak maar simpele eetstalletjes. Hier in Italie zijn de winkels en restaurants er wel, maar de prijzen zijn natuurlijk gewoon westers. Een huisje of hotel kost ons algauw ons volledige dagbudget, dus dat doen we niet. En zoals je in Nederland niet elke dag uit eten gaat, ijsjes eet, of capuccino’s drinkt op terrasjes – zo doen we dat hier ook niet.
Bella Procida!
(Procida, km 65655. Gaan we hier wonen: misschien!).
Een piepklein eilandje in de baai van Napels. De plek waar Il postino is opgenomen, toch wel de ultieme Italiaanse feel good movie. ‘Daar moeten jullie gaan wonen,’ hebben de afgelopen tijd diverse mensen tegen ons gezegd. ‘Dus niet,’ foeter ik als we in het pikdonker door een soort eindeloze tunnelstraat rijden, met overal toeterende auto’s en vespa’s om ons heen. We slapen voor de poort van de gesloten camping, terwijl de regen om ons ruist.
Maar de volgende dag is alles….
Utopia
(Pornelo, km 65205. Gaan we hier wonen: nee, te leeg).
Misschien wel het leukste van schrijven is dat je totaal nieuwe werelden kunt verzinnen. In mij schuilt een Alice, die altijd wil kijken wat er aan de andere kant van de spiegel is.
Daarom ben ik ook gefascineerd door de utopische stad van de architect Tomaso Buzzi. Als je aankomt, lijkt het een middeleeuws kerkje – en dat is het ook. Maar aan de andere kant van de kerk blijkt een tovertuin te liggen, waar je drie wegen kunt bewandelen: de spirituele, de weg van de liefde (die uitkomt bij een heuse liefdesboot) en de weg der ijdelheid (die leidt tot niks). Een symbolische queeste brengt je uiteindelijk bij de droomstad van Buzzi: een theaterstad. Alle mooie gebouwen uit de Griekse en Romeinse oudheid staan hier, plus een waar surrealistisch labyrinth van trappetjes, theaters, en Dali-achtige ogen (boze ogen, derde ogen) en vrouwenborsten, allemaal van steen. Je kunt door de bek van de walvis in de diepste duisternis komen en je er dan uit mediteren naar de eenzame toren. In de ban van de ring is er niks bij! En daarna de trap op tot ‘amor vincit omnia’.
De borst van Giulieta
(Orvieto, km 64935. Gaan we hier wonen: nee).
Ja, Venetie! Stad van dromen en geheimen. Ik zie mezelf al uit zo’n palazzo trippelen op mijn hakjes en mijn kinderen met de vaporeto naar dat leuke oude schooltje brengen, kletsend met de hippe stadsmoeders in hun ontwerperskleren. En dan op de terugweg nog even langs de Rialtomarkt. Espresso’tje drinken staande bij een bar, dan naar huis en urenlang schrijven, starend over het schemerige grachtje beneden me. En al die leuke exposities! En carnaval elk jaar gewoon voor je deur….
Er zijn alleen twee problemen.
Wonen in de stad zelf is onbetaalbaar (denk: zeven ton voor een tweekamerwoning). En het platteland eromheen vind ik saai. Er is een eilandje in de Lagune, waar Ilco en de meiden dol op zijn, maar waar ik alleen maar denk: waar is Venetie nou?
Nooit geweten: ik ben eigenlijk een stadsmens. En de rest van mijn familie wil het liefst op een erf scharrelen.
Een hele week wijn
(Venetie, km 64405. Gaan we hier wonen: hm, eigenlijk vinden we Noord Italie nog te koud).
Italie dient zich aan als een levensgroot cliché van dolce far niente, van hammen, worsten en kazen en groen glooiende heuvels in de gouden zon.
En van wijn! Dankzij onze vrienden van de Wijnkelder Brouwersgracht zijn wij te gast op het wijnkasteel van Rocca Bernarda. We staan met onze daktent midden tussen de wijnranken.
Het is oogsttijd. We worden vrienden met de plukkers, die elke ochtend met de tractor de velden in worden gezet: studenten, oude baasjes, huisvrouwen, alles door elkaar. Een vrolijke mengelmoes van grapjes, rituelen en knip-knip-knip in de hete zon. Ook wij mogen meehelpen met druiven plukken, wat eigenlijk druiven knippen is, met een klein tangetje. Sauvignon, merlot, cabernet, tokay, en de piccolis voor de dessertwijn wordt pas als laatste geoogst.
Bitter tegen
(Opatija, km 64105. Gaan we hier wonen: nee).
1978: Ik ben elf jaar en we zijn, heel exotisch, op vakantie bij de Plitvicer Meren in Joegoslavie. Mijn ouders en ik lopen door een turkooizen paradijs en zijn de enige bezoekers. Ineens komt er een jong stel de hoek om, in mijn herinnering beeldschoon en stralend. De vrouw is zwanger. ‘Dat is nou geluk,’ zegt mijn moeder. En ik denk: aha.
1989: Tien jaar later ben ik opnieuw bij de Plitvicer Meren. Nu met Ilco en een rugzak op onze rug. We zijn nu zelf dat stel. Maar ergens hangt al iets van onheil in de lucht. De mensen zijn zenuwachtig, op de vlucht als dieren voor een nog onzichtbare bosbrand.
Drie maanden later breekt de oorlog uit, precies bij die Plitvicer Meren. De rebellen vestigen zich in de dure hotels en maken alles kapot. De meren blijven mooi als altijd, maar wie kijkt ernaar?
2008: De oorlog is voorbij en ik ben, dertig jaar later, vlakbij de Plitvicer Meren die nu in Koatie liggen. Mijn eigen dochter is nu elf. Laat ik haar het paradijs zien en maak ik zo de cirkel rond?
De jurk
(Tirana, Albanie, km 63305. Gaan we hier wonen: nee, zie onder).
Amsterdam heeft hem, maar Fez niet. Nouakchott heeft hem zeker niet en Kumasi ook niet. Eigenlijk vind je hem bijna nergens in Afrika. Ik bedoel natuurlijk DE JURK. De ultieme, goedvallende jurk van mooie stof, die je als meisje af en toe gewoon aan moet. Ik had hem in Kaapstad verwacht, maar daar toch niet gevonden. Dat was raar en ook vervelend, want de jurken die ik bij me had begonnen, na vele wasbeurten op steen en dragen in de felle zon, inmiddels hun kleur en model te verliezen. Ik mailde een vriendin in Nederland of ze me niet een jurkje kon opsturen. ‘Ik zie weinig leuks in de winkels’ mailde ze terug en ik zuchtte. Ik zag niet eens weinig leuks, ik zag niks leuks. Ja, lange wikkelgewaden, waarin je (of in ieder geval ik) eruit ziet als een gebloemde moeke.
Pas in Addis Abeba zag ik voor het eerst iets dat op mode leek. Ik kocht een rok, ook fijn. En een (andere) vriendin uit Nederland stuurde een blauwe jurk van de Albert Cuijp, die helaas al snel van de waslijn werd ontvreemd.
Stoere meisjes
(Thessaloniki, km 62455. Gaan we hier wonen: nee, er is wel een internationale school – en die zee natuurlijk, maar het is te afgelegen en tegelijkertijd te druk. Wel een hippe stad trouwens.).
Ik ben dol op stoere meisjes. Kijk er mijn boeken maar eens op na: Stella uit de Kroonverhalen, Laura uit het Heksenhotel. En nu is het weer Isabel Snoek, een meisjes-detective, die ik ongeveer een jaar geleden op het spoor ben gekomen. Ik sta met haar op en ik neem haar mee naar bed. Samen met Chaia heeft ze een Hyves-pagina en een eigen hotmail-account. En over ruim twee maanden ligt haar eerste boek in de winkel!
Lees verder