Naar huis fietsen door de waterkoude nacht in Amsterdam.
De grachtenpanden, beeldschoon met hun verlichte ramen en de lichtjes op de bruggen. Richting De Pijp, over de Albert Cuijp die ’s avonds een soort racebaan is zonder de kraampjes. En dan, vlak voor mijn huis, is daar rechts de moskee en daarnaast een klein onbeduidend huis waar ik woonde op drie hoog achter.
Piketpaaltjes
Het was mijn eerste eigen huis en – nu komt het- ik woonde daar dus bijna veertig jaar geleden. Veertig jaar scheidt de studente Spaans van de schrijfster. Als tijd niet lineair is, dan loop ik dus nog steeds daar, andere bakker, andere ijswinkel, zelfde ratten. Maar misschien is tijd cirkelvormig; in die veertig jaar waaierde ik uit naar een huis aan de rand van de stad met een tuin met drie spelende kinderen erin, naar het verre zuiden – en weer terug, met mijn twintig boeken als piketpaaltjes langs de route. Met vrienden die kwamen, vrienden die bleven.
En altijd zijn er katten waar ik woon. De twee die me nu verwelkomen beginnen standaard meteen te vechten als ze me weer zien na een afwezigheid. Pas daarna kruipen ze tegen me aan op de bank, de stomme kerstfilms zijn weer begonnen op tv. Na een paar avonden cultfilms met J is dat wel weer even lekker guilty.
Ook de Latrelatie is een soort cirkel, waarbij je voortdurend je tandenborstel vergeet in een ander huis. Ergens tussen komen en weer gaan.