Het was het zesde jaar dat ik naar de Halloween Horror Show ging, ik verheugde me op een knusse avond.
Dat krijg je als je verloofd bent met Mister Horror.
Sprookjes
Er waren meerdere mensen verkleed en de bioscoop hing vol spinrag.
Horrorfilms zijn sprookjes. Dat heb ik van J geleerd in de afgelopen jaren. Gruwelijk, zoals dat is met de betere sprookjes, en vaak is het de verbeelding van je allerdiepste angsten: dood, verlies, onveiligheid. Zo gaat het in horrorfilms opvallend vaak over onverwerkte rouw, en dat neemt dan de vorm aan van een parasiterend monster. Het jargon is niet heel ingewikkeld. Slasher. Gore. Body horror. Jump scare. Ik krijg die woorden inmiddels soepel uit mijn mond.
Maar het meest kenmerkend aan horrorfilms vind ik eigenlijk dat de personages altijd totaal uit de band vliegen. Ze raken bezeten door enge demonen, aardige blinde dametjes gaan met bijlen in de weer (wraak is ook een groot thema), lichamen en werelden vergaan in een bezwerend pandemonium van bloed, gegil en over the top muziek.
Het publiek op die avonden leeft enorm mee, net een schoolreisjesbus vol opgewonden pubers. In de pauzes tussen de films zie je dat het stuk voor stuk schatjes zijn, zelfs een beetje verlegen en nerdy. Precies wat ik leuk vind aan J. En aan die andere horrormatties die ik ook elk jaar zie, want hondstrouw zijn ze ook nog eens. Aan hun liefde voor het genre, aan elkaar.
Het is een lieve club om bij te horen.