Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Vluchtelingen

Vluchtelingen welkom. We zagen het op huizen, spandoeken, overal in Berlijn. Maar in de trein terug zagen we ze pas echt.

Vluchtelingen uit Oekraïne. Te herkennen aan de grote hoeveelheid koffers en tasjes. Via Berlijn op weg naar Nederland. De trein was er vol van, zeker tot aan Amersfoort.

Niemandsland

Eenmaal in Amsterdam stapten we uit samen met twee Oekrainse broers en hun gezin. J en ik hielpen met koffers sjouwen. Om vervolgens samen met de vijf personen in een soort niemandsland op Amsterdam Centraal te belanden. Deze mensen die al dagen onderweg waren moesten naar een opvang, dat vond iedereen, maar kennelijk waren de bussen al vertrokken (het was zondagavond) en niemand wist waar en hoe nu verder.
De broers vertelden in moeizaam Engels over de drie hippe mannenkapperszaken die ze bezaten in Charkov en halsoverkop hadden moeten achterlaten. Over Russische tanks door de straten en totale paniek. Maar ze waren gefocust, vroegen steeds naar de kapperssituatie in Nederland, wilden zo snel mogelijk hier aan het werk. Met hun twee vrouwen was het anders gesteld. Totaal uitgeput, doodsbleek en in tranen. Met een doodsbang hondje bij zich ook nog.
En dan hadden we nog Sarida. De negenjarige dochter sprong in het rond, leek het allemaal een spannend en onwerkelijk avontuur te vinden, iedereen was dan ook heel lief voor haar.
Maar ondertussen stonden we daar maar op dat koude Centraal Station dat naarmate het later werd steeds grimmiger werd. Met al die koffers, tassen, hondje en dat kind. De politie, de NS, niemand wist wat te doen en liet ons daar maar weer staan. Terwijl ik vrienden voor het leven werd met de familie, begon J aan een eindeloze serie telefoontjes met COA, gemeente, politie, Rode Kruis. Natuurlijk wilde ik die vijf mensen best mee naar mijn huis nemen (vluchtelingen welkom), maar liever nog gunde ik ze een groter en duidelijker vangnet op dit krankzinnige moment in hun leven.

Rode Kruis

Uren later was de telefoon van J leeg en kwam er eindelijk een busje van het Rode Kruis. Toen mochten de vijf nog heel lang niet instappen (en het was zo koud! zo laat! zo moe!), maar uiteindelijk kregen de mannen van het Rode Kruis groen licht: er was plek, ergens in Zaandam.
J en ik zwaaiden het busje uit, enorm opgelucht. Een beetje giechelig: hadden we dit echt net meegemaakt? Maar daarna kwam de shock: dichterbij de oorlog waren we nog niet gekomen.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *