Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan het nu (42)

Ik moest iets op een bibliotheek in het Hoge Noorden en daar zat ik al een week over te stressen.

Of ik wel op tijd zou komen met tig keer overstappen, of  het wel de moeite waard zou zijn en dat ik zo vroeg op en zo druk…
Maar ik pakte het anders aan. Ik ging doen dat ik Verlicht was: er was geen verleden en geen toekomst, er was alleen die ene dag in het Hoge Noorden.

Ochtendlicht

Ik werd wakker met precies die gedachte en misschien daarom was toen ik buitenkwam de wereld zo beeldschoon. Het vroege ochtendlicht was zo ongelooflijk, de grachten zo spiegelend glad, de stad nog fris en nieuw zo vroeg in de ochtend. In de trein zat ik alleen maar naar buiten te kijken, naar een nieuwe bekende wereld. Ik zag de wilde paarden van de Oostvaardersplassen, al dat oneindig laagland en nog steeds dat licht. De extra sterke cappuccino van de Julia smaakte precies goed daarbij, wat zeg ik verrukkelijk.
Af en toe dacht ik heus wel: help straks mis ik mijn aansluiting. Maar dan zei ik tegen mezelf: nou en? Dan kom ik te laat en dat lossen we dan ook wel weer op. Of ik strand helemaal in de middle of nowhere en wie weet wat ik dan voor avonturen beleef. Echt waar, zo dacht ik, ik was wel urenlang zen.
Het ging door in de bib. De kinderen waren lief en leuk en ze hadden als door een wonder allemaal mijn boeken gelezen en er zelfs kijkdozen van gemaakt. Ontroerd ging ik ze fotograferen.
Toen zag ik dat briefje: ‘Dit boek was niet te doen, er zat totaal geen humor in.’

Je zou denken dat mijn zenbubble toen knapte. Wel een beetje natuurlijk. Maar het was toevallig wel mijn minst geslaagde boek waar de jongen het over had. En ik was nog steeds zo Verlicht dat ik dacht: ach prima, zo belangrijk is het ook allemaal niet. Niks. Alles.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *