‘Het is je weer gelukt om in een vreemd land in het ziekenhuis te belanden,’ zegt Bloem tegen Chaia. Ikzelf zit in de nachtbus door Sulawesi nog na te hijgen van ons laatste avontuur.
Het gebeurde op Bali bij een koffieplantage. Daar heben ze een exquise delicatesse: luwak-koffie. De luwak – de civetkat- eet daar de koffiebesjes van de bomen en poept die ook weer uit, nog steeds lijkend op een boontje. Van die uitgepoepte bonen maken ze vervolgens extra pittige koffie. Raar, duur, maar best lekker, zeker na al die vieze oploskoffie in de rest van Indonesie.
Terwijl Ilco en ik die koffie drinken, gaat dierenvriend Chaia natuurlijk op de civetkatten af. Die liggen daar lief en poezerig te slapen en Chaia aait er eentje. Hap, zegt het lieve beestje en bijt in haar vingers.
Civetkatten eten geen vlees
Hondsdolheid. Rabies. Ik hoor het de dokter van het Tropencentrum nog zeggen: ‘Een beet van een wild dier in Azie is altijd gevaarlijk. We geven je kinderen drie preventie-prikken, maar als ze echt gebeten worden, bijvoorbeeld door een aap of een vleermuis, moet je zo snel mogelijk nog twee prikken halen.’
‘Maar civetkatten eten geen vlees,’ zegt iemand en dat klnkt op dat moment enorm eruststellend. Pas de volgende middag, als Chaia zegt ‘Mjn vnger doet pijn’ trekt de mist op in mijn hoofd. Hoezo eten civetkatten geen vlees? Weet ik dat wel zeker? Plus: is het niet eten van vlees wel een garantie dat ze geen rabies kunnen overbrengen? ‘Kunnen we nu nog naar een dokter?’ vraagt Bloem. En onmidddelijk springt een ander gruwelijk zinnetje van de tropendokter in mijn hoofd: ‘Als de rabies zich openbaart – en dat kan heel snel gaan – is het al te laat.’
‘We moeten naar het ziekenhuis. Nu!’ roep ik ineens midden onder de maaltijd. We zijn inmiddels in Makassar op Sulawesi en over twee uur vertrekt onze nachtbus diep de binnenlanden in. Daar zal in ieder geval geen goed ziekenhuis zijn.
Mijn man en kinderen kijken me verbaasd aan. Naar het ziekenhuis, nu? Maar de bus… de tickets zijn al gekocht, de bagage al daar gedumpt.
‘Nu,’ herhaal ik hysterisch. En dus springen we in de eerste beste riksja naar het eerste beste ziekenhuis. Met veel rumoer stormen we binnen, recht op de dokter af. De beet op Chaia’s hand wordt bekeken en de dokter vindt dat ze nog twee prikken moeten geven. ‘Alleen is het serum hiervoor erg moeilijk te krijgen. Het ziekenhuis zelf heeft het niet op voorraad.’
Vijfentwintig co-assistenten
Wat volgt is een idiote rit door de donkere stad op zoek naar het serum. ‘Ha, er gebeurt weer wat,’ roept Ilco op een gegeven moment zelfs uit.
En ja, we vinden het serum bij een verre apotheek en de geweldige dokter laat alle zieke mensen in de steek om meteen de prikken toe te dienen. Maar eerst moet ze nog even vijfentwintig co-assistenten en verplegers wegsturen die Chaia allemaal even interessant vinden en om haar bed heen drommen.
Buiten staan Ilco, Bloem en Dunya te wachten bij de ronkende taxi. ‘Dat wordt natuurlijk weer een weblog,’ zeggen ze, ‘we hebben de titel alvast voor je verzonnen…’
4 reacties op “Koffie met een staartje”
haha, ik vond ‘vijfentwintig co-assistenten’ ook wel een goeie titel. Blij dat het prikken gelukt is!
Met Chaia beleef je wel wat… voor haar niet leuk maar het levert wel een mooi blog op. Geen Hollands koekje bij de koffie maar een Indonesisch staartje…
Ada
Getsie: apekeutelkoffie. Wat een avontuur weer. Houdt je blog ook levendig, anders werd het: opgestaan, plas gedaan.
je beleeft wel veel avonturen he Anna , ik vraag mij echt af of het allemaal ook waar is of dat het uit je schrijvers duim komt?