(Gaggi, km 69985. Gaan we hier wonen: tsja…).
Het was als een blind date. We hadden zin om verliefd te worden. Hadden ons er enorm veel van voorgesteld. ‘Een historisch moment,’ zei ik bij de overtocht, ‘voor het eerst gaan we voet zetten op Siciliaanse bodem.’
We stonden op verlaten stranden waar de zee bijna Caribisch blauw is, reden door het lege, stoffige binnenland en dachten aan Amerikaanse westerns. Dronken kleine kopjes koffie in barretjes omringd door mannen in pakken met zwarte zonnebrillen op hun neus. Liepen door hip Catania, waar de gemiddelde leeftijd ergens rond de twintig moet liggen en kochten zwaardvis op de vismarkt van brokkelig Palermo. s Avonds keken we hoe de kastanjeventer in het gele licht van de oude lantaarns naar huis sjokte. En overal hingen de citroenen en sinaasappels aan de bomen, plukte Dunya handenvol mandarijnen en proefden we de eerste olijvenoogst, weggespoeld met de meest geweldige wijn voor maar drie euro.
Ja, zeiden wij tegen Sicilie, ja ja JA!
Sicilianen
Toen moesten we dat huis aan zee nog vinden.
We reden rond met naar aftershave geurende projectontwikkelaars, Nederlandse kennissen en oude vrouwtjes. We zagen huizen die niet aan de kust lagen, verlaten ruines met droomuitzichten maar zonder riool en water, afschuwelijke Amerikaanse villa’s met drive in garages en voor elk gezinslid zijn eigen badkamer, pittoreske huisjes op rotsen waar je alleen maar via een ellenlange trap naar toe kunt (arme opa en oma als die ons komen bezoeken) en liepen door eindeloze spooksteden van vakantiehuizen, die negen maanden per jaar leeg staan.
En we ontdekten hoe de Sicilianen zijn buiten het toeristenseizoen: volledig op zichzelf gericht. Heel druk bezig met la bella figura: de schijn ophouden. Vooral niet iets kwetsbaars of eigens laten zien. En niet erg aardig. We zagen veel van die oude mannetjes zoals de tandarts, waar Ilco kwam voor een zenuwbehandeling: met neushaar, onberispelijke kleren en een patserauto. Met een beeldschone piepjonge assistente (‘eentje met lente’ zei Ilco) die later ook zijn maîtresse bleek. En met allemaal dubieuze makelaarsvriendjes die ons mee op sleeptouw namen. Dat leverde ook al niets op.
Het begon op te vallen. Wij wilden Sicilie, maar Sicilie wilde ons niet. Niet echt.
Moord in de jungle
Dit was ook de week van Moord in de jungle. We gingen het ophalen bij redacteur Anne-Marie, tijdelijk ook op Sicilie. Ik had de omslag nog niet eens gezien, wat is het mooi geworden! We doopten het boek in prosecco en het werd een memorabele nacht in de Siciliaanse bergen. Dag boek! Veel succes op je reis door de wereld. Ik hoop dat je veel vrienden gaat maken.
En toen vonden we, om de hoek bij Anne-Marie, toch nog dat Siciliaanse droomhuis. Met zicht op zee en ontworpen door een echte architect. Niks te Amerikaanse villa. Wat betekent dit, nog meer prosecco?
Nee, daarvoor is het droomhuis te duur. Zeker in vergelijking met het oude boerderijtje onder Napels dat ook nog steeds op ons staat te wachten. De makelaar daar is aardig en heeft helemaal geen neushaar. En hij stuurt ons voortdurend geweldige mails over hoe mooi het kan worden.
We klappen de daktent in, we gaan terug naar het vasteland. Eerst daar nog maar eens kijken.